Borsten

 

“Ik hou van borsten.” Het komt vanop de achterbank, uit de mond van de vierjarige, die uit het autoraampje tuurt en het druilerige weer lijkt te inspecteren. Alsof de mistroostig ogende wolkenpartijen, waarin je zelfs met weinig verbeelding inderdaad een weelderige boezem kunt herkennen, haar aangezet hebben tot het afdwalen van haar gedachten naar het desbetreffende onderwerp. In haar hand houdt ze een Barbiepop waarvan het jurkje opbolt ter hoogte van de buik doordat ze er enkele Polly Pocket-figuurtjes onder gemoffeld heeft. Je kan het een fascinatie noemen, want ook ‘s nachts tref ik ze soms al slapend in haar bed in een zwangerevrouwenhouding omdat ze een vijftal knuffels onder haar pyjama heeft verstopt. (Ze voelt zich altijd betrapt als ik het toevallig ontdek, terwijl ik alleen maar behoorlijk fier en hoopvol kan bedenken dat vroedkundige opvolging alvast verzekerd is of dat er op zijn minst enige interesse voor het vak is.) 

Haar broer en zus liggen ondertussen in een deuk met de gevatte uitspraak, die voor hen overigens helemaal binnen de meest hilarische categorie van moppen valt. Naast kaka/pipi/scheet-grappen, staan moppen met geslachtskenmerkende lichaamsdelen immers met stip op nummer één. Nee, wacht, het hoeven zelfs geen grappen te zijn, die woorden simpelweg uitspreken is genoeg om een lachsalvo te initiëren. De jongste vervolgt ongestoord haar redevoering. Ze is zelden uit haar lood geslagen door de luidruchtige reacties van haar broer en zus. Er volgt een gedetailleerd, doch ietwat luguber verhaal waarin het hoofdzakelijk gaat over melk en bloed dat uit die borsten komt en langs alle kanten vliegt. Ik kan uit het expressief gebracht verslag niet goed opmaken waarom de dochter er dan precies van houdt en vraag me af waar het kind in godsnaam zulke levendige fantasie vandaan haalt.

 

Mijn gedachten dwalen op hun beurt af naar mijn eigen borstvoedingservaringen, naar mijn opleiding tot vroedvrouw, waarin borsten goed waren voor uren studiemateriaal, en naar mijn huidig werk, waarin ze ook dagelijks meermaals het gespreksonderwerp zijn. Het gniffelige “taboe” dat errond bestond op kleuterleeftijd en de gêne die errond was in de puberjaren, is uitgegroeid tot een volkomen normaal topic waar openlijk en vaak met veel details over gesproken wordt. Weliswaar met iets minder shockerend taalgebruik dan dat van de dochter. Maar des te meer met niets aan de verbeelding overlatende handgebaren, om het gesproken woord visueel wat kracht bij te zetten. Moeders stellen zich er zelden vragen bij en knikken begripvol, maar vaders fronsen al eens de wenkbrauwen als ze me vol overgave zien gesticuleren. Maar hey, alles voor die borsten, moeders en baby’s. 

Ik word uit mijn overpeinzingen gerukt door het in decibels stijgende geschater van de kinderen die elkaar proberen te overtroeven in schunnigheid. (Ik bespaar jullie wat er volgens hen allemaal uit piemels komt.) Ik besluit dat de dochter haar vertelsels over borsten nog niet eens zo heel gek zijn en ik eigenlijk alleen maar kan beamen: “Groot gelijk, kind, ik hou ook van borsten.” 


 

Reacties

Populaire posts