Zee



Als kind bestonden onze vakanties doorgaans uit reisjes naar de Belgische kust. Ik kan me nog flarden herinneren en anders helpen de foto’s in het vergeelde fotoalbum me mijn geheugen wel opfrissen. De autorit was al een hele beproeving voor mij en mijn broer. We hadden een goudkleurige Peugeot (in ons hoofd was hij goud, maar eigenlijk was het beige metallic) en in dat autootje was het hedendaags gekende comfort nog ver zoek. Het nut van autogordels werd in die tijd nog erg onderschat. Mijn broer en ik werden steevast strontmisselijk op de achterbank en we probeerden allebei om niet als eerste over onze nek te gaan. Dat gebeurde sowieso wel, niet zelden tegelijkertijd, en de plastic zakjes, die we toen nog gewoon gratis in supermarkten kregen, werden altijd net te laat boven gehaald. Dat maakte dat we soms slechts 2 snelwegparkings later al een tussenstop moesten houden om van outfit te verwisselen en de auto schoon te maken. 

De rest van de autorit verdreven we de tijd met zwaaien naar inzittenden in auto’s rondom ons en zongen we tot vervelends toe mee met klassiekers van Samson en Gert. Die cassettebandjes draaiden dan overuren en af en toe gebeurde het dat de tape helemaal afgerold uit de cassettespeler kwam en we met een potlood het bandje er geduldig weer op moesten draaien. Als we in een zeldzame file terechtkwamen, sakkerden we op de bestuurder die zich op kop bevond omdat die zo tergend traag reed en iedereen achter hem ophield. 

 

We verbleven meestal in een appartement op de dijk. Destijds ongetwijfeld hypermodern, op de foto’s naar hedendaagse normen aftands 80’s. Geregeld kwamen er vrienden van mijn ouders mee, al dan niet met hun kroost, dus het was altijd gezellig druk. 

Bij mooi weer trokken we naar het strand waar we gebloemde parasols neerpootten en waar een gehuurd windscherm ons moest behoeden van opwaaiend zand. De mannen droegen spannende Speedo’s en de vrouwen badpakken die tot ruim boven de heupen uitgesneden waren. Ikzelf koos meestal een minuscuul bikinietje uit waarvan het bovenstuk vaker boven de tepellijn belandde dan eronder. Een fluoroze pet met retro embleem van Samson maakte het plaatje volledig af. 

We hielden ons bezig met een variatie aan activiteiten: ik deed graag turnoefeningen in het zand zoals spagaat en het wiel, maar miste de lenigheid. Of we deden een poging tot beachtennis waarbij we er nooit in slaagden om de bal meer dan 1 keer over en weer te slaan. Mateloos frustrerend was dat en toch bleven we proberen. Natuurlijk maakten we eindeloos veel zandtaartjes en -vormpjes en een zandkasteel mocht nooit ontbreken. Zo’n strandbouwsel kon soms behoorlijke proporties aannemen als de mannen zich competitief instelden en zich wilden meten met toevallige buurtbouwheren. Wij werden dan bij wijze van pronkstuk bovenop het kasteel gepositioneerd terwijl onder ons de uitgegraven gracht volliep met water. ’s Avonds konden we vanuit het appartement nog lang het topje van het kasteel aanschouwen als de vloed weer intrad. 

Als het weer niet “strandwaardig” genoeg was, huurden we af en toe een go-cart en reden mijn broer en ik voorop terwijl onze ouders achter ons aan kuierden. Een enkele keer mochten we ook op het “circuit van Blankenberge” gaan rijden, de absolute place-to-be onder de go-cartliefhebbers. Het denkbeeldig voltanken van de verder door spierkracht aangedreven vehikels was het van het. Mijn broer negeerde er iedere keer opnieuw de aangegeven rijrichting en reed dapper en nietsvermoedend tegen de stroom in terwijl mijn ouders hem vanaf de zijlijn roodaangelopen en met grootse gebaren probeerden duidelijk te maken dat hij zich moest omkeren. Nadien aten we een ijsje op een bankje en op de terugweg zaten we afwisselend op de schouders van mijn vader. 

In mijn beleving hing daar altijd een rustige en relaxte sfeer rond en leek het alsof mijn ouders even hard en zonder zorgen genoten als ikzelf en zich ook te pletter amuseerden.

 

Anno 2020 ben ik zelf moeder van drie kinderen en volgden we al enkele keren het voorbeeld van mijn ouders. 

Ik weet niet welke herinneringen onze kinderen aan de autorit zullen hebben, maar ik weet wel dat ze niet gelijkaardig zijn aan de mijne. De reisziekte hebben ze gelukkig niet geërfd, hetgeen ze ruimschoots compenseren met de drukte die ze alle drie teweegbrengen. Dat maakt dat we soms toch ook slechts 2 snelwegparkings na het vertrek al een tussenstop moeten houden om de bekvechtende kinderen uit elkaar te halen en ik me bij wijze van scheidsrechter tussen de autostoelen van de dochters achteraan mag persen en de zoon vooraan de passagierszetel bezet. De rest van de autorit probeer ik hen attent te maken op toevallige bezienswaardigheden, chocolade en chips te voeren,  kinderliedjes te neuriën of in slaap te krijgen. Tijdens dit alles probeer ik om de misselijkheid bij mezelf, die op de achterbank wel nog eens de kop op kan steken, te onderdrukken. 

 

Hun enthousiasme zet zich voort als we aankomen in het appartement. Ze rennen als gekken door de kamers en uiten met veel decibels hun vreugde bij het zien van hun tijdelijke verblijfplaats. Ik maak me al zorgen over hetgeen de boven- en onderburen zullen denken en probeer in de dagen nadien hun verwijtende blikken in de trappenhal te ontwijken. Wij nemen zelden vrienden mee, maar wel mijn (schoon-)ouders en mijn broer en schoonzus omdat we naar schatting wel 15 paar ogen extra kunnen gebruiken om ons te helpen onze kroost in de gaten te houden. Onze kinderen blijven immers nooit langer dan 10 tellen op één plek, maar schieten doorgaans als losgeslagen Duracell-konijntjes alle kanten op. Remmen kennen ze niet, grenzen tasten ze eindeloos af en bovendien zijn ze haast onvermoeibaar. 

 

Een middag op het strand doorbrengen verreist heel wat voorbereiding. De kinderen worden ingesmeerd met 12 lagen zonnecrème van de hoogste factor en worden in een uv-werend pak gehuld, bij voorkeur lichtjes thermisch, vanwege het frisse zeewater. Aan hun voeten dragen ze waterschoenen, want wie weet liggen er kwallen (of scherpe schelpen) op de loer. Op hun hoofd krijgen ze een zonnehoedje, liefst met een langere achterflap zodat ook ineens de nek beschermd is tegen de kwaadaardige zonnestralen. Een goede, uv-filterende zonnebril vervolledigt het plaatje. Een uur later, wanneer elk kind klaargestoomd is en de belangrijkste spullen ingepakt zijn, kunnen we koers zetten richting strand. Dat op zich is ook al een behoorlijk gênante vertoning, want het lijkt alsof we er zeker 5 dagen gaan kamperen, zo zijn we gepakt en gezakt. 

 

De ideale plek wordt minutieus uitgezocht en zitzakken en stoeltjes worden beredeneerd uitgezet. De parasols moeten tegelijkertijd “onze zone” afbakenen en schaduw en koelte bieden. De kinderen krijgen de strandtas met emmertjes, vormen, schepjes, autootjes en bulldozers. En een schop voor het zwaardere werk. Handdoeken liggen binnen handbereik. Ik durf hen geen minuut uit het oog te verliezen, want ik ben als de dood als er eentje uit het zicht zou zijn. Onze kinderen zijn ook van het moeilijk-alleen-spelende soort, dus de vrouwen mogen mee zandtaartjes en -ijsjes maken terwijl de mannen een zandkasteel gaan bouwen aan de waterlijn. Een tijdschrift of boek lezen terwijl de kinderen braaf langs ons zitten te spelen, is bij ons een utopie. De dochters zijn er ook een krak in om plots, zonder aankondiging, te beslissen dat ze water nodig hebben om hun zandvormpjes van meer stevigheid te voorzien, en kunnen ineens overeind springen en vertrekken om met hun emmer en gieter naar zee te trekken. Moeder wordt dan geacht om snel achter hen aan te hobbelen richting zee, maar komt geen meter vooruit in het mulle zand. Aan het water twijfelen ze eerst eindeloos om een voet in zee te zetten om vervolgens, wanneer ze ontdekken dat over de golven springen wel érg leuk is, er niet meer uit te willen komen. Als moeder ze uiteindelijk terug op het plekje op het strand krijgt (mogelijk door hen om te kopen met een ijsje), vinden ze het bovendien heerlijk om ofwel nat ofwel pas ingesmeerd in het zand te gaan rollen om nadien theatraal te komen jammeren omdat ze “vies” zijn. Drie kwartier en 7 zenuwinzinkingen later, vindt moeder dat het welletjes geweest is en pakt het gezelschap alle meegebrachte attributen opnieuw in. 

 

De go-carts zijn decennia later ook nog altijd een hit voor onze kinderen. De karretjes lijken rechtstreeks uit de jaren 80 geteleporteerd, al zijn er wel uitbreidingen in het elektronische aanbod. Voor we er ons aan wagen, manen we onszelf aan om geduldig te zijn, want we weten dat de keuzestress voor het perfecte vervoermiddel bij alle drie de bovenhand kan nemen. Zodra ze tevreden, respectievelijk in de auto, achter het paardje en op de brommer zitten, kan het tochtje beginnen. Het enige wat ik kan bedenken als ik mijn 3 koters zie rijden, is dat ik hier totaal geen controle over heb en waarschijnlijk veel te laat bij hen ben indien ik een pijnlijke enkel- of scheenaanrijding met een toevallige passant zou willen voorkomen, wegens teleurstellende conditie. Ik hou altijd mijn hart vast en hoop dat ze toch al een beetje het ruimtelijk inzicht en inschattingsvermogen van hun vader bezitten voor wat betreft rijvaardigheid. 

 

Gelukkig bezitten kinderen de natuurlijke gave die ervoor zorgt dat van zodra ze hun meest gelukzalige glimlach bovenhalen, ouders het allemaal de moeite waard vinden en het er allemaal voor over hebben. Een relaxte moeder zal ik nooit zijn en was mijn moeder destijds evenmin. Ik merkte er echter weinig van toen ik zelf de leeftijd had van mijn kinderen nu. Ik herinner me alleen de leuke, gezellige en ongedwongen sfeer waarbij er veel gelachen werd en wij genoten van het kind-zijn. Mijn broer en ik konden zijn wie we wilden zijn en we werden daarin begeleid door onze ouders, zonder dat we daar toen enig besef van hadden. En hoewel ik graag een béétje meer een relaxte moeder geweest was, hoop ik dat ik toch ook wat van die kunst mee over geërfd heb. 

 

Reacties

Populaire posts